Totaal Basiscursus Nederlands Voor Anderstaligen PDF
DOWNLOAD ::: https://shurll.com/2tgmOX
Totaal is met name bedoeld voor middelbaar en hoger opgeleide anderstaligen. De methode is inzetbaar in individuele en in groepscursussen, binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Het boek bevat veel materiaal dat zelfwerkzaamheid mogelijk maakt en bevordert.
Doelgroep: Totaal is met name bedoeld voor middelbaar en hoger opgeleide anderstaligen. De methode is inzetbaar in individuele en in groepscursussen, binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Het boek bevat veel materiaal dat zelfwerkzaamheid mogelijk maakt en bevordert: vocabulairelijsten en lijsten met grammaticale termen in drie talen, ruim tien uur luister- en oefenmateriaal en de sleutel van alle luister- en huiswerkoefeningen en van de toetsen.
2 Inleiding De opzet, structuur en thema's in Totaal zullen voor docent en cursist voor zich spreken. Deze docentenhandleiding bevat naast een korte uiteenzetting van de vaste onderdelen per les, voor iedere les afzonderlijk ideeën om de teksten en oefeningen verder te exploiteren. Het spreekt voor zich dat er naast deze ideeën nog vele andere mogelijkheden zijn om het aangeboden materiaal in Totaal te exploreren en te verwerken. Daarnaast treft u de teksten van de luisteroefeningen aan. Doel Het doel van Totaal is aan anderstalige volwassenen de Nederlandse omgangstaal te leren. Doelgroep Totaal is met name bedoeld voor middelbaar en hoger opgeleide anderstaligen. De methode is inzetbaar in individuele en in groepscursussen, binnen en buiten het Nederlandse taalgebied. Het boek bevat veel materiaal dat zelfwerkzaamheid mogelijk maakt en bevordert: vocabulaire lijsten en lijst met grammaticale termen in drie talen, ruim 10 uur luister- en oefenmateriaal, sleutel van alle luister- en huiswerkoefeningen en van de toetsen. Niveau De methode is geschikt voor zowel absolute beginners als zg. \"false\" beginners. Totaal brengt de cursisten tot een taalbeheersingsniveau dat hen in staat stelt te communiceren in dagelijkse taalgebruikssituaties. In termen van het Europees Referentiekader is het mogelijk om aan het einde van deze basiscursus het niveau A2, Waystage te bereiken. Het Europees Referentiekader beschrijft het taalbeheersingsniveau van vijf specifieke (deel)vaardigheden: Luistervaardigheid: Leesvaardigheid: Spreekvaardigheid (gesproken productie): Spreekvaardigheid (interactie): Schrijfvaardigheid: Kenmerken heldere en gestructureerde opbouw. duidelijke en overzichtelijke hoofdstukpagina waarin thema en functies worden geïntroduceerd. actuele thema's afgestemd op interesses en behoeften van de cursist. veel aandacht voor structuren. een schat aan oefenmateriaal. tussentoets na iedere vijfde les. schematische overzichten van de grammatica. woordenlijsten in Engels, Frans en Duits. lijst van grammaticale termen in Engels, Frans en Duits. ruim 10 uur dialoog-, functioneel luister-, uitspraak- en oefenmateriaal (zeer geschikt voor zelfstudie). veel extra spreekopdrachten in docentenhandleiding. in ieder hoofdstuk aandacht voor Nederlandse cultuur in informatieve leesteksten.
4 Via de structuuroefeningen en de huiswerkoefeningen komt het nieuwe vocabulaire steeds weer terug zodat de cursist het \"ongemerkt\" oefent. In de lesspecifieke aanwijzingen worden extra vocabulaire verwerkingsoefeningen gegeven. 02 Vragen bij de tekst De docent kan de eerste tien vragen gebruiken bij de exploratiefase van de dialoog. Het spreekt voor zich dat de docent zich niet tot deze tien vragen hoeft te beperken. Met deze vragen kan gecheckt worden of de cursist de inhoud van de dialoog begrepen heeft. Belangrijker is echter dat hiermee de spreekvaardigheid geoefend kan worden. Het is niet noodzakelijk dat de cursisten de inhoud van de tekst letterlijk kennen maar wel dat ze de woorden en constructies leren gebruiken. Het is daarom geen probleem dat de cursisten in de tekst kijken om het antwoord op de vragen te vinden. De vragen 11 tot en met 15 (aan te vullen met vragen die aansluiten bij het niveau en de interesse van de cursist) gaan een stap verder en vormen een overgang naar een vrijer gebruik van de taal. De onderwerpen uit de dialoog worden toegesneden op de persoonlijke situatie van de cursist of in een algemenere context geplaatst. Deze vragen kunnen ook in een later stadium (exploitatie) in de les behandeld worden. De cursisten kunnen de vragen ook aan elkaar stellen (de kring rond of in tweetallen) of schriftelijk beantwoorden. Zie verder onder Spreekvaardigheid en lesspecifieke aanwijzingen. 03 Samenvatting De samenvatting van de dialoog geeft de inhoud ervan weer in iets andere bewoordingen en kan in de exploitatiefase gebruikt worden. De dialoog is uiteraard geheel in de ik-vorm geschreven; de samenvatting in de derde persoon. De samenvatting kan bijvoorbeeld als dictee of als leesstuk gebruikt worden. In enkele lessen is de tekst van de samenvatting gebruikt als gatentekst voor een luisteroefening. Zie verder onder Schrijfvaardigheid. 04 Grammatica Grammatica is geen doelstelling op zich in deze basiscursus. Het aanleren van de juiste structuur van de taal vanaf de basis is echter van uitermate groot belang. De docent kan de nieuwe grammatica van iedere les uitleggen aan de hand van de dialogen, aan de hand van de schema s in het boek, of het één ondersteund door het ander. De overzichten zijn bedoeld voor de cursist en zijn daarom kort en schematisch gehouden. In het kader van de spreekvaardigheid strekt het tot de aanbeveling om de grammatica zoveel mogelijk mondeling te oefenen. De negatie kan bijvoorbeeld geoefend worden door het stellen van vele vragen waarop de cursist ontkennend moet antwoorden. De werkwoorden met vaste preposities kunnen geoefend worden door vragen te stellen waarin deze vaste combinaties gebruikt worden, die ook door de cursist in zijn antwoord herhaald worden. Zie verder de lesspecifieke aanwijzingen. 05 Structuuroefeningen Met de structuuroefeningen kan de cursist zinnen leren maken volgens patronen die hij in de dialoog en in de behandeling van de grammatica gehoord/gezien heeft. In les 1 tot en met 10 staan steeds vijf structuuroefeningen over de nieuw aangeboden structuren. Ook komen de nieuwe woorden uit iedere les hierin in ruime mate aan bod. In les 11 tot en met 20 staan steeds zes structuuroefeningen. Naast de vijf oefeningen over de nieuwe structuren wordt één item uit de voorgaande lessen extra geoefend. De opzet van de oefeningen is als volgt. De cursist hoort een modelstimulus, direct gevolgd door een modelrespons (soms twee modelstimuli en twee modelresponsen). In de pauze die daarop volgt moet hij zich realiseren welke verandering de stimulus ondergaan heeft, dus wat de bedoeling is van de oefening. Dan begint de eigenlijke oefening. De cursist hoort een stimulus die overeenkomt met de modelstimulus. Hij geeft een respons die overeenkomt met de modelrespons; dan hoort hij de correcte respons, die hij in de pauze die volgt kan herhalen. Het antwoord van zin 3 t/m 10 staat niet in het boek zodat de cursist echt zelf moet nadenken over de structuur en niet verleid kan worden de zin uit het boek voor te lezen. Deze oefeningen zijn uitermate geschikt voor zelfstudie (in de mediatheek), maar kunnen natuurlijk eveneens samen met de docent of in groepjes van twee geoefend worden. Voor cursisten voor wie de aangeboden stof nog moeilijk is of die nog moeite hebben met het zelfstandig werken in de mediatheek, is het raadzaam eerst deze structuuroefeningen samen met de docent of in tweetallen te
5 oefenen alvorens ze zelfstandig in de mediatheek te doen. Eventueel kan de cursist de antwoorden op de zinnen eerst uitschrijven, dus de oefeningen eerst schriftelijk doen. Het gevaar is dan wel de eerder genoemde verleiding de zinnen voor te lezen in plaats van ze zelf te maken. 06 Luisteroefeningen Naast spreekvaardigheid is het begrijpen van gesproken Nederlands één van de hoofddoelen van deze basiscursus. De luisteroefeningen sluiten meestal aan bij het onderwerp van de dialoog en variëren van invuloefeningen (soms op basis van de tekst van de samenvatting) tot teksten met waar/niet waar-vragen en later ook open vragen. Bij deze oefeningen is het niet noodzakelijk om alles letterlijk te kunnen verstaan, iets wat voor sommige cursisten wellicht niet gemakkelijk is. Voor sommige luisteroefeningen is het van belang eerst het aanvullende vocabulaire van die les te bespreken. In dat geval staat dat ook aangegeven bij de oefening. De antwoorden vindt de cursist in de sleutel, achter in het cursistenboek, zodat hij deze oefeningen geheel zelfstandig kan doen. De teksten van de luisteroefeningen kunt u vinden in deze docentenhandleiding. 07 Uitspraak We onderscheiden twee soorten uitspraakoefeningen. Ten eerste zijn er de oefeningen die de cursist oefenen in het uitspreken en herkennen van korte en lange klinkers en van klanken die voor veel anderstaligen problemen opleveren (bijvoorbeeld [ie/ee], [ui] of [ng]). Het herkennen van korte en lange klinkers in het Nederlands is belangrijk voor de spelling. Ten tweede zijn er de oefeningen die uitspraakgewoontes in het Nederlands behandelen, zoals het niet uitpreken van de laatste n, hij achter de persoonsvorm uitspreken als [ie]. De antwoorden van de oefeningen waarin de cursist klanken moet herkennen staan eveneens in de sleutel achter in het cursistenboek. 08 Huiswerkoefeningen Nadat het vocabulaire en de structuren van de les uitgelegd en (mondeling) ingeoefend zijn, kan de cursist de huiswerkoefeningen maken. Door middel van de huiswerkoefeningen wordt in de eerste plaats gecontroleerd of de cursist de grammatica begrepen heeft en kan toepassen. Aangezien het hier schriftelijke oefeningen betreft, kan de spelling van de taal een nevendoel van dit huiswerk zijn. Wil de docent nadrukkelijk geen aandacht besteden aan spelling, dan kunnen deze oefeningen mondeling met de cursist gedaan worden. De oefeningen waarin de cursist zelf zinnen moet afmaken kunnen zowel mondeling als schriftelijk gedaan worden. Wellicht mondeling tijdens de les en schriftelijk als huiswerk. De antwoorden van de oefeningen vindt de cursist wederom in de sleutel achter in het cursistenboek. 09 Aanvullend vocabulaire In het aanvullend vocabulaire biedt het boek thematisch extra vocabulaire. Het thema sluit aan bij het onderwerp van de dialoog. Het vocabulaire dat in de opeenvolgende lessen gebruikt wordt en als bekend verondersteld wordt, staat los van de woorden die hier aangeboden worden. Het leren en gebruiken hiervan stelt de cursist uiteraard wel in staat een extra stap te zetten in zijn conversatie. Evenals de woorden uit de woordenlijsten bij de dialogen, staan de woorden uit het aanvullend vocabulaire in de alfabetische woordenlijst achter in het cursistenboek. Enkele ideeën om deze vocabulairelijsten te behandelen: - de docent leest de woorden voor, - de cursist(en) lezen de woorden voor, - de cursist(en) kiezen een aantal woorden uit de lijst en maken daarmee een zin of een vraag voor een medecursist, - de werkwoorden worden uit de lijst gehaald en de cursist(en) maken zinnen/vragen in presens, perfectum, imperfectum of met een modaal werkwoord. - de cursist(en) proberen de woorden uit te beelden (beroepen), in het Nederlands uit te leggen. 09A Extra In de lessen 1, 3, 4, 5, 6 en 8 worden enkele onderwerpen behandeld die min of meer los staan van het onderwerp van de dialogen en de grammatica, maar die een groot praktisch belang hebben voor de cursist. Het gaat hier om bijvoorbeeld het alfabet, de getallen en de klok. Deze zaken kan de cursist over het algemeen direct in zijn dagelijkse praktijk toepassen. 153554b96e
https://www.lyfecreate.com/forum/fashion-forum/microsoft-toolkit-2-3-4